Voetbal houdt Jabara op de been

31 augustus 2003
Hoek 1
Normaal gesproken wordt een Afrikaanse aanwinst met veel tamtam gepresenteerd. Bij Morou Jabara ging het anders. Hij reisde eerst een jaar lang met het openbaar vervoer van het asielzoekerscentrum in Cadzand naar het voetbalveld in Hoek, waar hij trainde en speelde met het tweede team, voordat hij via de achterdeur in de eerste selectie kwam. Dit seizoen wil hij scoren n de basiself.
Jabara mag dan een grote onbekende zijn, zijn land van herkomst is dat evenzeer. Maar weinig Nederlanders zullen op de wereldkaart blindelings Benin weten aan te wijzen. “Bijna niemand kent mijn land, ik moet iedereen uitleggen waar het is”, zegt Jabara. In vogelvlucht: Benin, driemaal zo groot als Nederland, ligt ingeklemd tussen Togo en Nigeria aan de Golf van Guinee en heeft ruim zes miljoen inwoners. Het land lag ooit aan de beruchte Slavenkust. Het was een Franse kolonie tot in 1960 de onafhankelijkheid werd uitgeroepen. Het arme Benin is nu een vrij stabiele republiek. Het is bovendien de bakermat van het voodoogeloof. Handschoenen “Het is een mooi land”, vindt Jabara. “Er is veel zand en het is er heel warm. De zomers hier zijn ook erg warm, maar de winters zijn brr! Wij hoeven nooit grote jassen te dragen. In de winter voetbal ik met handschoenen aan. Altijd! Ik kan na de training mijn schoenen vaak niet eens uitdoen, zo koud zijn mijn handen dan.” Het is een hete zomermiddag en hij zit onder een boom op het terrein van AZC Hedenesse in Cadzand. Op het voetbalveldje, waar hij dagelijks een balletje trapt met zijn vriend Sear uit Afghanistan, staan de doelpalen te blinken in de zon. De Hollandse winter moet een diepe indruk hebben gemaakt. Jabara is nu bijna twee jaar in Nederland. Hij verbleef eerst zeven maanden in Arnhem voordat hij in juni van het vorige jaar in Zeeuws-Vlaanderen werd ondergebracht. Omdat Hedenesse binnenkort wordt gesloten, moet hij naar Middelburg verhuizen. Over de reden van zijn vlucht uit Benin houdt Jabara zich op de vlakte. “Ik had problemen.” Een makkelijk leven moet het niet zijn geweest. Jabara, naar eigen zeggen achttien, woonde na het overlijden van zijn ouders met zijn oom in Alidjo. “Ik voetbalde in de ploeg van mijn dorp. Ik ben altijd spits geweest, tuurlijk! De techniek heb ik mezelf aangeleerd op straat. Ik had veel tijd om met de bal te spelen. Naar school ben ik nooit geweest. Ik sprak het Frans van de straat. Schrijven heb ik hier pas geleerd.” Jabara verbaast zich nog dagelijks in zijn nieuwe toevluchtsoord. Over politiehonden en ‘vrouwen met weinig kleding’, bijvoorbeeld. Hij merkt de gekste verschillen op. “In Nederland hebben de mensen meer respect voor elkaar dan in mijn land. Hier stoppen autorijders als je oversteekt, bij ons denken ze dat ze de baas zijn als ze in de auto zitten. Je moet heel snel rennen om over te steken!” “Ik houd heel veel van mijn land, maar ik kan niet meer terug. Problemen, ja. Ik ben nu in een nieuwe cultuur en kan dingen niet meer op z’n Afrikaans doen. Wij praten hard en hebben de muziek graag hard, hier moet alles rustig zijn. Ik ben er nu gewend aan, want ik wil hier blijven. Maar ik weet nog niet of ik mag blijven. Het is erg moeilijk om zo lang te wachten. Ik voetbal, ik loop elke dag hard op het strand, kijk televisie en lees sportmagazines. Verder heb ik niets te doen.” Papieren “Het heeft geen zin om nu al te dromen over een toekomst als profvoetballer. Straks mag je niet blijven en word je gek! Wij hebben geen kans. Als je geen status hebt, kun je geen profvoetballer worden. In Nederland moet je je overal inschrijven. Je moet ook overal papieren voor hebben. Niet in mijn land; als je wilt werken in een winkel, ga je werken in een winkel.” “Asiel is niet goed”, zegt hij stellig. “Het eerste jaar is geen probleem, maar in het tweede of derde jaar worden mensen gek en gaan ze domme dingen doen. Er is bijna niks te genieten.” Via een medewerker van het AZC kwam Jabara met Hoek in contact. Hij mocht het proberen bij de reserves. Het verschil met zijn team uit Benin was levensgroot. “Er werd rustig en slim gespeeld. Bij ons was het echt hard. Je kreeg veel schoppen.” Jabara kwam tien keer tot scoren voor Hoek 2. Tegen het einde van het seizoen schoof hij al voorzichtig door naar het eerste elftal, waarvoor hij een paar competitie- en bekerwedstrijden speelde. De basis is zijn doel. De dribbelaar uit Benin wil het thuispubliek, dat in iedere zwarte parel de nieuwe Osmund Ogali ziet, voor zich winnen en een smaakmaker worden in de hoofdklasse A. “Ik moet meer dan tien doelpunten kunnen maken”, stelt Jabara. “Ik ben net als Thierry Henry, ik kan zelf scoren maar ook creëren, in de hoekjes gaan en voorzetten geven. Ik ga hard werken om een plaats in het eerste elftal te winnen. Ik wil iedereen laten zien wat ik kan. Ik geloof in mezelf.”