'Ik ben een Belg, dus ik zwijg'
22 maart 2007
Hoek 1
Zijn verleden als profvoetballer maakt hem tot de ideale aanvoerder van Hoek. Toch is het toeval dat hij het is geworden, vindt Stefan van Dender, omdat hij zichzelf niet als een leider ziet. "Ik kwam in de kleedkamer en ineens hing die band daar aan mijn kapstok." Het verhaal achter de 29-jarige Belgische verdediger, die liever zijn voeten laat spreken dan zijn mond.
"Ik heb voetballers meegemaakt, van wie je op voorhand wist dat ze later trainer zouden worden. Dat zijn geboren leiders, die ook altijd aanvoerder zijn in een elftal. Zo iemand hebben we niet in Hoek. Ik ben ook maar een Belgische jongen die niet zo snel zijn mond opentrekt. Als Cees Houtepen na een bespreking vraagt: wie wil er nog wat zeggen? Dan gaan er vijf, zes vingers omhoog, alleen van Hollandse jongens. Ik ben een Belg, dus ik zwijg."
"Het zit in mijn natuur", vertelt hij in zijn riante woonkamer aan de rand van het centrum van Lokeren. Zijn vriendin, met wie hij tien jaar samen woont en met wie hij een zoontje van achttien maanden heeft, serveert koffie. En de voetballer dwaalt af naar zijn beginjaren in Lokeren, naar de tijd dat hij in één elftal speelde met Jan Koller.
"Hij kwam op een dag op de club, maar was nog lang niet de spits die hij later is geworden. Ze hadden drie Tsjechen aangetrokken en kregen er met Koller een verlegen, zwijgzame spits bij. Wat me altijd van hem bijgebleven is, zijn de eerste trainingen. We moesten op voorzetten trainen en afwerken. Koller kon nog geen bal van een meter inkoppen. Twee jaar later werd hij verkocht als een topspits."
Met Stefan van Dender, die aan zijn eerste jaar in Hoek bezig is, is het in zijn carrière de andere kant opgegaan. Hij vertrok bij Lokeren, omdat zijn contract door een slepende blessure niet werd verlengd. In zes seizoenen had hij er zo'n honderd wedstrijden in de eerste ploeg gespeeld. "Het was mijn club vanaf de jeugd. Ik ging op mijn zesde jaar al met vrienden kijken als Lokeren speelde. Dat waren de grote jaren van de club. Preben Larsen was mijn idool, Lato, Lubanski en René van der Gijp waren prachtige voetballers."
Voor Van Dender zelf wezen zijn eerste jaren nog niet uit dat hij het ver zou kunnen schoppen. "Toen ik zestien was, kwam ik ineens in beeld bij hogere elftallen. Zoals veel jongens ben ik in de jeugd begonnen als spits, later ben ik steeds verder naar achter gezakt. Mijn kwaliteit kwam het best tot zijn recht als linksback. Op die positie kwam ik ook in het eerste van Lokeren." Hij moest op zoek naar een andere club, nadat hij door blessures zijn plaats was kwijtgeraakt. Het begon met een buikspier die opspeelde en die tot een operatie leidde. En niet veel later kreeg hij een pijnlijke blessure aan de voet. "Ik heb er eerst bijna een jaar mee gesukkeld, voordat het serieus werd genomen. Het bleek van een bacterie in de voet te komen, die later gevaarlijke vormen aannam. Dokter Martens, die me heeft geopereerd, zei dat ik maar net op tijd was."
Twee korte uitstapjes naar Harelbeke (één jaar) en Deinze (twee jaar) brachten hem vorig jaar in Hoek. De transfer over de grens werd voorbereid door Eddy Mestdagh, de trainer die korte tijd bij Hoek werkte en de club aan een nieuwe linksback hielp. "Ik had veel over Hoek gehoord en was aan een soort nieuwe start toe. Het was een behoorlijke stap voor mij als prof, maar een bewuste keuze."
Bij Hoek heeft hij zijn ambities als beroepsvoetballer in de ijskast gezet. Van Dender heeft een tijdje gewerkt in een laboratorium voor mondprotheses en heeft nu een vroegere studie opgepakt. "Mijn toekomst ligt meer in de sport", beseft hij. "Ik volg dit jaar in Nederland een cursus als sport- en bewegingsleider. Als ik mijn laatste twee examens haal, wil ik in juli aan het werk gaan in de fitness."
De overstap naar Hoek, op veertig minuten rijden van Lokeren, was ook bedoeld om het plezier in het voetballen terug te krijgen. Twee zaken waren belangrijk: dat het een club was met een behoorlijk sportief niveau en dat de organisatie goed was.
"Het voetbal was voor de winter zelfs van een niveau dat ik niet had verwacht. En Hoek is organisatorisch een uitstekende club, vergelijkbaar met clubs net onder de hoogste klasse in België."
De inzinking, al van vóór de winter, heeft de Belg een realistischer beeld gegeven. Hoek is op voetbalgebied niet in staat gebleken een gooi naar de titel te doen. Zoekend naar een verklaring zegt hij: "De tegenstanders kennen ons nu beter en weten hoe ze ons moeten aanpakken." Maar ook: "De meeste spelers zijn te veel bezig met andere zaken buiten het voetbal."
"Wat ik als prof nooit heb meegemaakt, gebeurt in Hoek wel. In de kleedkamer wordt vaak alleen gepraat over wat spelers gaan doen. Wie blijft er bij Hoek, wie gaat weg, wie is met andere clubs bezig, welke spelers komen er bij? Het zijn zaken die op dit moment belangrijker zijn dan het voetbal zelf, zo lijkt het wel."
Voetballend, vindt hij, is er veel waar Hoek zich zorgen om moet maken. "We zijn veel te afhankelijk, bijvoorbeeld van de spits. Ik heb het er wel eens met Jan Huygens over. Als hij er geen vijftien had ingeschopt, waar hadden we nu dan gestaan? Mooie voetballers genoeg: Ameziane, Bakx, Kesikbas. Maar het rendement is er langzaam uit gegaan. Ik vermoed dat de tegenstanders zich hebben ingsteld op onze stijl. Zelf merk ik dat ook. Voor de winter kon ik opkomen zonder tegenstander in de buurt. En Ameziane kon zich aanvallend heerlijk uitleven. Nu weet iedereen waar bij Hoek het gevaar vandaan komt."
En tenslotte: "Het is ook niet normaal op welke velden ze ons laten voetballen. Zaterdag in Huizen was een dieptepunt, maar ook in Kloetinge en op andere velden is het schandalig. Dat heeft me in Nederland nog het meest verbaasd. En het grote verschil in de hoofdklasse. Wij waren slecht zaterdag, maar Huizen was nog veel erger, anders win je niet met 2-0. De ranglijst zegt het ook al: het is een klasse van zeven goeie en zeven mindere clubs."