Elke dag is blauw en wit

01 september 2006
Hoek 1
Elke maandag zal zijn naam in de krantenkolommen te vinden zijn. Die van Cees Houtepen, trainer van Hoek. De anderen van de bank zullen in zijn schaduw leven. Dat weten ze. Zoals die twee, elftalbegeleider Wim Jansen en materiaalman Andre Pieters. Stille krachten, ogenschijnlijk zonder stem, maar met een hart dat blauw en wit gekleurd is. Of zoals Pieters dat uitdrukt: ‘Een dag zonder Hoek, is geen dag.’
De elftalbegeleider heeft alles op een rij. Mapje met gemakkelijk sluitende rits, de papieren keurig geordend, een lijst met telefoonnummers direct paraat. Elk moment klaar om een vraag van trainer of bestuur te beantwoorden. De elftalbegeleider van Hoek heeft zelfs een heuse taakomschrijving. Waarin ongetwijfeld staat dat hij ervoor moet zorgen dat er tijdens de uitwedstrijden onderweg ergens een maaltijd staat te wachten. En hij zoekt de kortste aanrijroutes in de hoofdklasse B. „Nunspeet is dit seizoen de verste met 247 kilometer.“ Elke training aanwezig. Kijken, observeren, weten wat er in de groep leeft. Een schouderklopje, een luisterend oor, een knik, een bevestiging. „Die van vorig jaar was twee vellen lang“, zegt Wim Jansen. „Mijn nieuwe taakomschrijving heb ik nog niet. Maar die zal wel wat afwijken van die van vorig jaar. Cees (Houtepen, red) heeft immers zijn assistent meegenomen. Vorig jaar was ik ook praatpaal. Want ook een trainer moet zijn emoties en onmacht kwijt kunnen, bevestiging krijgen en tegen iemand aan kunnen kletsen.“ Andre Pieters zit een stoel verder in de hiërarchie. Hij doet het ook zonder taakomschrijving. Dat is best zo. De bijna zestiger lijkt immers wars van dictaten die slechts bevestigen wat hij al weet en doet. Al dat officiële gedoe is aan hem niet zo besteed. Want niemand hoeft Andre Pieters te zeggen wat te doen, hoe het te doen, hoe zich te gedragen op de bank. Van hem wordt, evenals van Jansen, vooral heel veel stilte verwacht. Meningen, visies en onvrede uit de kleedkamer mogen niet verder komen dan de binnenkant van de deur. „Het is vanzelfsprekend“, zegt hij. Wat zouden ze op Hoek nog meer kunnen verlangen van dergelijke vrijwilligers met een ongekend groot plichtsbesef? Jansen: „Ik zit aan ruim twintig uur per week. Krijg wat kilometergeld en telefoonkosten. Daar leg ik op toe. Maar ja, als je naar het café gaat, dat kost ook geld.“ Pieters: „Ik kom toch wel aan zo’n veertig uur per week. Alles op vrijwillige basis. Geen cent vergoeding.“ Pardon? „Ja, veertig uur en ik zou het voor geen goud willen missen.“ Vroege vogels, dan wel late thuiskomers, zagen Pieters de voorbije weken trouwens regelmatig op z’n fiets door het halfduister ‘klieven’. Om vier uur ‘s morgens op weg naar de wasautomaten van de club. „Nou, eigenlijk moet ik niet zo vroeg beginnen“, zegt hij. „Maar na de middag mag ik met mijn vrouw graag een terrasje pikken of even het café binnenlopen. Ja, ik ben een Belg van origine. In Zomergem hebben we altijd een café gehad, voor we in ‘86 naar Nederland zijn gekomen. En wil je dus ‘s middags wat gaan drinken, dan moet het werk wel klaar zijn. Daarom begin ik ‘s ochtends wat vroeger. Maar gelukkig staat de competitie nu op punt van beginnen. Alles wordt weer normaal, je komt in een bepaald ritme. Dat vind ik fijn. Dan is dat hele vroege opstaan ook van de baan. De voorbereiding vroeg, omdat we steeds uit moesten wijken naar Westdorpe, toch wat meer. Alles moest telkens daarheen. Da’s toch wat anders dan in Hoek de spulletjes van de jongens klaarleggen.“ ‘Wimke’ Jansen, zoals hij wordt genoemd vanwege z’n bepaald niet al te forse gestalte, begint aan zijn achtste seizoen op de bank. Hij is inmiddels 67 jaar en denkt dus van seizoen tot seizoen. „Ik voel me nog dik in orde, maar als je de zeventig nadert, ga je zaken overwegen. Denken aan stoppen. Het moet een keer gebeuren en het gebeurt voor mijn zeventigste. Met pijn in het hart, maar het is de consequentie van het ouder worden.“ Jansen ‘overleefde’ al aardig wat stormen en trainers zag hij binnenkomen en (soms verplicht) vertrekken. Zoals ook Andre Pieters dat doet, onderhoudt ook de elftalbegeleider nog steeds contact met de zogenaamde passanten. „Al verwateren contacten natuurlijk wel wat naarmate ze langer uit beeld zijn. Zowel Tetaert als Mestdagh zei bij hun vertrek dat ze regelmatig terug zouden keren op Hoek. Ik geloof dat ik beiden één keer gezien heb. Ik denk ook dat het logisch is dat je niet elke week op het veld staat bij de ploeg waar je als trainer werkzaam was en ontslagen werd.“ Jansen en Pieters kregen in één seizoen drie trainers aan hun zijde: Tetaert, Mestdagh en Telussa. Dat is in het amateurvoetbal zeer opmerkelijk. Pieters is daarover het meest expliciet. „John Bravenboer en Paul Telussa hebben ons in de hoofdklasse gehouden. Bravenboer omdat hij het aandurfde in één seizoen een tweede trainer weg te sturen en te vervangen. Daarvoor heb ik hem persoonlijk bedankt. Onder Mestdagh werden de teugels gevierd. Telussa heeft in disciplinaire zin heel veel goed werk verricht. Verder heeft hij als een soort vader en psycholoog voortdurend op de jongens ingepraat. Hij heeft ze het geloof bijgebracht dat ze dit moeilijke seizoen konden overleven.“ Jansen zegt dat hij de laatste maanden van de competitie in huiselijke kring niet bepaald de gezelligste was. „Een nederlaag werkt bij mij enkele dagen door. Ben ik bijna niet genieten. Weet je, het was zo ongrijpbaar. Op papier stond er geen slechte ploeg, maar op het veld ging het telkens mis.“ „We hebben thuis soms geweend“, vertelt Pieters. „Ik ben het voorbije seizoen ook vijf, zes kilo afgevallen. Ja, puur van de zenuwen. Ik was supporter van Anderlecht, Europese reizen gemaakt. La Gantoise (AA Gent) heb ik gevolgd, maar geen enkele club heeft ooit mijn hart zo kunnen stelen als Hoek. Mijn overbuurman heeft me destijds meegenomen naar het voetbal, mijn dochter heeft op Hoek vrouwenvoetbal gespeeld en zo ben ik erin gerold. Van begeleider bij de vrouwen naar materiaalman en begeleider bij de mannen.“ Pieters gaat heel ver in zijn beleving. Hij schreef zelfs Gerard Meijer, verzorger bij Feyenoord, aan om te vragen wat er zoal van een materiaalman verwacht wordt. „Ik kreeg keurig een antwoord terug en vorig jaar heb ik hem persoonlijk ontmoet toen Feyenoord tegen Hoek speelde.“ Wim Jansen liep toen, zoals verwacht, zijn naamgenoot Wim Jansen tegen het lijf. Zo werd het voor beiden een hoogst opmerkelijke avond. „Ja, even ontspanning tijdens een seizoen dat onverwacht loodzwaar werd. Zo zie je dat voetbal een volstrekt onvoorspelbaar spelletje is“, zegt Pieters. Zowel Jansen als Pieters doet geen voorspellingen. „Maar mag ik één wens doen: nooit meer zo’n seizoen als het laatste“, zegt Wim Jansen. Andre Pieters knikt instemmend.